Uw Woord is een lamp
maandag 20 februari 2017
Psalm 119:105
Hoe lief heb ik Uw wet
Psalm 119: 43-48
‘Uw wetten, ik heb ze lief.’ (vers 48)
In de kerk zongen we vroeger vaak verzen uit psalm 119. Bijvoorbeeld na het lezen van de Tien Geboden. Hoe bekend en geliefd is dat ene vers: ‘Uw Woord is mij een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.’
‘Hoe lief heb ik uw wet.’ Menige christen zal daarbij alleen denken aan de Tien geboden. De vrome Jood denkt aan alle boeken van Mozes. Dat is de wet. Dat is de Thora. Trouwens die liefde van ons, is ook een bepaalde liefde. Absoluut niet die hartstochtelijke liefde van de Joodse mannen die op het feest van Simchat Thora dansend met de Thora dor de straten gaan.
Wie dat feest, de vreugde der wet, heeft meegemaakt kan dat niet gauw vergeten. Dansend, met de Thorarol in de armen, gaat men de synagoge door, de straat op. In Jeruzalem ziet men uit verschillende synagogen grote groepen mannen komen, zingend en onvermoeibaar dansend, op weg naar de Klaagmuur. Het is onmogelijk om toeschouwer te blijven. je danst zelf mee.
Zoiets kennen wij niet. We hebben de Thora gereduceerd tot de Tien geboden. Maar ook de Tien Geboden worden lang niet meer overal gelezen. En waar hij trouw gelezen wordt eerder gezucht dan gedanst!
Wat zuchten? Omdat we het niet redden. Het lukt ons niet om de wet te houden. Vroeger zongen wij na het horen van de wet klagend in de kerk: ‘Och, of wij uw geboôn volbrachten! Genâ, o hoogste Majesteit!’ De wet ontdekt je aan je tekortkomingen.
In de reformatorische traditie is overigens de functie van de ‘wet’ niet alleen te overtuigen van zonde, maar ook om aan te geven hoe we ons leven kunnen heiligen voor God.
Leerzaam is wellicht het antwoord op een vraag die in de jeshiwa gesteld wordt: ‘Waarom werden de Tien Woorden niet al direct bij het begin van de Thora uitgesproken?’ Het antwoord op deze vraag wordt gegeven door een gelijkenis: er kwam eens een man in een provincie en zei tot de inwoners: ‘Ik wil jullie koning zijn.’ Toen antwoordden de inwoners: “Heb jij dan iets goeds gedaan, dat zou kunnen rechtvaardigen dat je onze koning wordt?” Wat deed hij? Hij bouwde voor hen een muur. Hij legde voor hen een waterleiding aan. Ook voerde hij oorlogen voor en met hen. Toen sprak hij opnieuw: ‘Ik wil jullie koning zijn.’ Nu antwoordden de inwoners: ‘Ja, ja!’ (Mechilta Bachodesj 5)
Het leven naar de Thora is dus een reactie op datgene wat God heeft gedaan. De Tien Woorden kun je daarom zien als een soort contract. Een afspraak met God.
Vraag - wat voor rol speelt de wet van God in jouw leven?