Wij moeten Gode zingen
Wij moeten Gode zingen halleluja, om alle goede dingen halleluja. Al zijn wij vreemdelingen, in schande en in scha, Gij zendt uw zegeningen, halleluja. Hij schenkt de levensadem, Hij geeft de levensgeest, in schande en in schade is Hij nabij geweest, aan al wie Hem aanbaden, aan ieder die Hem vreest, komt Hij, de Heer, te stade, de minsten allermeest. De lier hing aan de wilgen, misericordia, God zal ons niet verdelgen, aan God zij gloria. Zijn woord zal ons genezen, halleluja, zoals het was voor dezen in Galilea. Wij moeten Gode zingen halleluja, de Heer van alle dingen die leeft in gloria, met alle stervelingen, niets komt zijn eer te na, wij moeten Gode zingen, halleluja.